Terug

Gids voor Twente

 

Honderd jaar geleden verscheen de 2e druk van de Gids voor Twente (1923). Het is een prachtige beschrijving van onze streek door de ogen van H.W. Heuvel.

Het gedeelte over Tubbergen met zijn 9 kerkdorpen is hieronder te lezen. In het boek gaat het om de bladzijden 93 t/m 102.

Gids voor Twente is meer dan een reisboek, het is soms bijna poëzie, het neemt je mee terug naar een Twente dat heimwee oproept.

 

Auteur H.W. Heuvel

Uitgeverij Misset Doetinchem

Dit is de tweede druk van 1923 (eerste druk 1917)

Het boek telt 203 bladzijden

Afbeeldingen

Losse Plattegrond van Twente 45 x 42 cm

 

 

„Mij spreekt de blomme een tale,

Mij is het kruid beleefd,

Mij groet het altemale,

Dat God geschapen heeft."

GUIDO GEZELLE.

 

INLEIDING.

 

Dit boekje wenscht een Gids te zijn voor Twente. Hoewel in den Achterhoek geboren en getogen, heb ik altijd een zekere voorliefde voor Twente gevoeld, om zijn rijke verscheidenheid aan schoone landschappen, zijn oude zeden en gewoonten, om de vriendelijkheid, gulheid en ongekunstelde eenvoud zijner bewoners.

 

Twente schijnt mij nog oorspronkelijker dan de Graafschap. Waar het „losse hoes" het langst standhoudt en het oude Saksisch dialect nog het minst verbasterd is, daar is ook de NederSaksische zede het best bewaard. Twente schijnt mij het moederland te zijn der Graafschappers, getuige de vele eensluidende of nagenoeg eensluidende namen hier en ginds: Hengelo, Delden, Geesteren, Reutum, Vasse, Zenderen, Woolde, Stokkum, Heksel, Haarle.

 

Niet in dien zin zullen we gids zijn, dat we altijd precies de wegen aanduiden met een telkens herhaald linksaf, rechtuit, enz. Men heeft ja den mond bij zich, zegt men in 't boerenland en de Twentenaar is welwillend genoeg, om op een beleefde vraag den weg te wijzen, ja een eindje mee te loopen. De kaart zal u helpen en de rest laten we over aan 't gezond verstand der toeristen. Ook geven we geen wandelroutes of fietstochten aan als een serie recepten. De wereld is immers naar alle zijden open en het aantal mogelijke combinaties is eindeloos.

 

't Is komiek, hoe sommige stedelingen een voorgeschreven wandeltocht dag aan dag herhalen, rondloopend als een paard in de manége. Dat we telkens weer iets uit de historie verhalen, geeft

perspectief aan het landschap. De boomen en bloemen, de heuvels en heidevelden hebben overal hetzelfde aanzien en woorden kunnen niet beschrijven, hoe met deze stoffage toch zoo verscheiden tafereelen zijn geschapen, maar het verleden, dat nimmer dood is, kleurt ieder plekje weer anders en geeft het individualiteit.

1917.

 

 

BIJ DEN TWEEDEN DRUK.

In de 6 jaar, die er al weer verloopen zijn, sinds dit boekje het eerst in de wereld kwam, is er al weer heel wat veranderd in Twente. De ontginning, die de welvaart bevordert, doet al meer de maagdelijke hei en de wilde bosschages verdwijnen. De kolenbranderij in de „Binnenlanden" behoort tot het verleden. De losse huizen zijn te tellen. De steden breiden zich al maar uit en met haar de moderne cultuur, die de laatste resten van de eigenaardigheden in het voortijds zoo antieke Twente zal wegvagen. Gelukkig, dat bekwame oudheidminnaars ze voor vergetelheid bewaren in hun werken. Sinds de 1e druk van dezen Gids verscheen, zijn er weer een drietal belangrijke Twentsche boeken uitgekomen, die de liefde voor deze schoone gouw zeker zullen bevorderen, n.l.:

 

Mr. G. J. ter Kuile. De Twentsche Watermolens.

Mej. C. Elderink. Oet et laand van aleer. (Twentsche sagen in dicht in Twentsch dialect).

J. J. van Deinse. Uit het land van katoen en heide.

 

Moge deze Gids daartoe ook bijdragen en bovenal de edelste van alle genietingen, het natuurgenot, aankweeken.

Mei 1923.

H. W. HEUVEL.

 

 

 

 

 

 

TUBBERGEN

 

Tubbergen met zijn 9 buurtschappen is wellicht het meest oorspronkelijk deel van Twente, immers het kent spoortrein noch tram en maar zelden dwaalt een toerist af naar dit vergeten land, waar toch zooveel moois verscholen ligt.

 

Van Friezenveen uit komen we 't eerst in Geesteren, een aardige buurt in vruchtbare omgeving. 't Zijn er meest eigenerfde boeren; het kruisje op den geveltop zegt ons, dat de R. Kath. kerk hier de heerschende is. Op het pleintje voor de R. K. kerk was een stoelenmatter – scharenslijper met zijn gezin gelegerd. 't Is hier een gastvrij land met goedhartige, kinderlijk eenvoudige menschen en daarvan profiteeren ook de landzwervers. Even buiten het dorp zagen we het meestershuis, waar W. G. A. J. Röring meer dan 40 jaar als hoofd der school heeft gewoond; hij was een kenner der geschiedenis en volkskunde van deze streek en gaf in 1911 zijn „Kerkelijk en Wereldlijk Twente" (2 dln.) in het licht. Van 1907—1919 was hij lid der Provinciale Staten.

 

Aan den grintweg naar Tubbergen ziet men op een zandige hoogte een ouden molen met aarden omwalling en rieten dak, zooals men ze in deze omgeving meer heeft. Twee rijen hooge jeneverstruiken zijn er voor geschaard.

 

Dorpsplein in Geesteren (gem. Tubbergen), met Scharenslijpersfamilie.

 

Even voor Tubbergen ligt mooi in 't geboomte het huis Eschede of de Eeschhof. Daar werd in 1844 de dichter – staatsman Dr. H. J. A. M. Schaepman geboren. Zijn vader, die burgemeester van Tubbergen was, bewoonde het oude goed. In 't jaar 1582 lag „die woeninghe wueste en onbewoent ende durch 't krychsfolck merendeels vernyelt" * )

 

*Dit huis lag daar niet, maar op 't z.g. Rot achter de R. K. kerk.

 

Van 1892-'98 was het een R. K. Opvoedingsgesticht, dat in 1898 naar Borculo werd verplaatst. Boven de deur vindt men 't jaartal 1719 en op een paar steenen platen in den linkervleugel staan wapens met de jaren 1780 en 1786. De tegenwoordige eigenares, mevr. Paehlig Appelius-Hoboken heeft er een fraaie collectie antieke meubels. Tubbergen is een groot dorp met een drietal stoomververijen. De toren dagteekent van 1502, is van Bentheimer steen opgetrokken maar de onsmakelijke peperbus is er in 1842 opgezet.

 

't Kasteel Eschede bij Tubbergen (geboortehuis van Dr. H. A. J. Schaepman).

 

De mooie kerk is in 1897 aangebouwd. Het N. Herv. kerkje dateert – als overal in Twente – van 1810, ingevolge Koning Lodewijks reis in Twente 1809.

 

Noordwaarts voert een kunstweg over Mander, een boschrijke buurt, naar het Duitsche stadje Uelzen, met hoogen toren en verklinkende klokken in een mooie, heuvelachtige omgeving. Als men de rijksgrens nadert, beginnen de heidevelden en dennenbosschen en men ziet de heuvelen blauwen in 't Neder-Bentheimsche land.

 

Linksaf komt men in Manderveen en Langeveen, waar het kale hoogveen zich uitstrekt tot ver over de grenzen. Daar lag tot oudtijds een eeuwenheugend woud met reusachtige boomen. Vossen en korhoenders waren er overvloedig en tot 1750 huisden er wolven en wilde zwijnen.

 

In 1803 kwam er 't eerste huisje en nu is daar de parochie Langeveen.

 

Boerenhuis met Hoekkamer in Geesteren, aan den weg naar Tubbergen

 

Boerenhuis achter Geesteren aan den weg naar Tubbergen.

 

Boerenkeuken met wijden schoorsteenboezem. (Geesteren aan den weg naar Tubbergen).

 

 

Van Tubbergen naar 't Z.O. gaat een grintweg door de buurtschap Fleringen. Wondermooi, schier romantisch. is het op den glooienden Fleringer-esch. Daar links, aan den rand der korenvelden, waar maaiers en bindsters het koren in hokken zetten bij 't dalen van den avond, verheft de Kroezeboom zijn breede kruin. Die woudreus draagt heugenis van eeuwen; hij heeft gezien, hoe in de dagen, toen de Roomschgezinden hun godsdienst niet in 't openbaar durfden uitoefenen (1687 o.a.), hier op een zomer-zondagmorgen heel in de vroegte de scharen van heinde en ver in alle stilte bijeen kwamen; hoe een kapelaan, met een draagbaar altaar van over de grenzen gekomen, er het H. Misoffer opdroeg en van den wagen af preekte, terwijl de wildzang jubelde en de bloemen geurden als wierook.

 

Nu is de boom oud: de zwammen woekeren in zijn geweldigen stam (wel 8 mtr. in omtrek) en meer dan een zware tak is dor. In 1909 is er een kapelletje onder gebouwd, waarin een beeld van het H. Hart. Over den wijden esch zagen we bij ondergaande zon, links de heuvelen van Ootmarsum, paarsblauw in wazig verschiet, ginds het spitsje van Vasse's toren opstekend uit het geboomte en rechts de bosschen van Herinckhave.

 

De Kroeseboom in Fleringen

 

Door een donkere laan van sparren en eiken, met bosschen ter weerszij, komt men aan de verroeste poort voor het oude kasteel; het onkruid groeit hoog op het binnenplein, de waterplanten tieren in de stille grachten, gevoed door een beekje, dat eenmaal een watermolen dreef, die nu rust en vermolmt; de luiken zijn gesloten. 'Zoo blijft een woning eenzaam achter, verreist de heer naar verre kust' (nu gekocht door Mr. Kerkwijk te Almelo).

 

De laatste von Bönhinghausen (hij was burgemeester van Tubbergen) is 29 Nov. 1910 gestorven. We denken aan zijn voorzaten, die woonden op dit huis. Eén was er officier in de lijfwacht van Koning Lodewijk; hij ontving in Spanje 't Legioen van eer, maar bij Poncorbo gewond, stierf hij in Toulouse. Zijn broeder, eerst page aan Lodewijks hof, toog in 1812 mee naar Rusland, werd gekwetst bij Smolensko, onderscheidde zich bij Waterloo en stierf in 1822 op Herinckhave.

 

Boerenhuis in Fleringe nabij 't Herbergje 'Halfweg'

 

Van het mooie boschrijke Fleringen brengt de grintweg op Ootmarsum ons door de buurtschap Reutum. Eerst komt men over uitgestrekte heivelden, waar de scheper droomend de schaapskudde bewaakt; toch wordt ook hier het bruin allengs omgetooverd in groen door het wondermiddel van kalk en kunstmest. Reutum heeft weer zoo'n ruime esch met een zee van koren. Oude schilderachtige hofsteden en mooie nieuwe liggen er om het kerkje.

 

Op den Reutumer Esch in den Oogsttijd

 

Van Fleringen den grintweg op Almelo volgende, komt men eerst weer door wijde, blijde heiden. De Tubbergsche heiden bezitten hier en daar z.g. urnenvelden, een aantal kleine heuveltjes met een greppeltje rondom, waarin de urnen zijn bijgezet en brandstapels daarbij met houtskool, grijze asch en beenderresten, alles met heide overgroeid. Ze moeten afkomstig zijn van Proto Saksische stammen uit het begin onzer jaartelling tot diep in den keizerstijd. Soms vindt een plaggenmaaier of een schaapherder hier een speerpunt, een bijl of een halsring van brons, een steenen hamer of zoo iets.

 

We komen in de buurtschap Albergen. Een kerkje met pastorie onder één dak, een school, een boterfabriek, iets verder een cichoreifabriek met de villa van den eigenaar (den heer Eenhuis) erbij in boschrijke omgeving, een mooie esch en flinke hofsteden, ziedaar Albergen.

 

In vroeger eeuwen heeft het meer beteekend. In de late middeleeuwen was er een beroemd klooster, dat van 1520 – '30 meer dan 100 kloosterlingen telde. Het was een leven met God in de vrije natuur. Men had leekebroeders als opzichter van den watermolen, opzichter der bijen, hoeder der beesten in de gemeene weiden, schaapherder, olieslager, tuinier, steenenbakker en ander handwerk. In de bosschen liepen de varkens, die vet werden van de eikels. Gelegen aan den grooten weg van Deventer op Hamburg, vonden tal van reizigers er nachtverblijf. Vreemdelingen en armen werden gastvrij ontvangen. In „de stille week" en op twee andere jaargetijden onthaalde men er honderden armen.

 

Gezegend middelpunt van beschaving in ruwe tijden. Van die ruwheid getuigen de herinneringen van 't Weemselo, eertijds een slot onder Albergen, evenals 't Kemna, in dezelfde buurt, beide van de familie Bevervoorde. Nu zijn er nog twee boerderijen van dien naam. Gerrit van Bevervoorde, heer van Weemselo, ontvoerde in den nacht van 28 Sept. 1589 de twaalfjarige dochter van Hendrik van Reede, heer van Brandlecht, die met zijn echtgenoote op 't Weemselo te gast was. Ondanks den tegenstand der ouders, die in hun hemd werden neer geworpen, droeg hij het krijtende en schreeuwende meisje over de brug naar een wagen en reed met haar naar Arnhem. Op 17 Oct. 1597 werd de maagdenroover te Brussel onthoofd. Moeder en dochter stonden in een venster en 'saghen hem sterven om haer gemoet te sadighen met wrake.'

 

Eenzaam en vergeten aan de Duitsche grens ligt de buurtschap Vasse. 't Is er een heerlijk landschap: prachtige korenesschen, donkere bosschen, oude hofsteden, deel van een schoone vergezichten van den Hamberg, heuvelrij, die zich van Ootmarsum tot ver over de grenzen uitstrekt, koele bronnen en lustige beekjes, die schilderachtige watermolens drijven, twee naar de zij van Mander en twee andere aan den kant van Ootmarsum.

 

Niet ver van de kerk ligt het erve Geerdink, met andere in deze streek meer dan 1000 jaren oud, heugend van den tijd, toen de Saksers er zich vestigden. Daar werd in 1803 Johannes Geerdink geboren, die van 1837 – 1868 pastoor in de Lutte was (overleden 1879). Als jongske vond hij in 't ouderhuis in een kast allerlei oude akten, meest op perkament met witte zegels eraan, een geslachtsregister van wel eeuwen terug en zoo meer. 's Avonds aan den haard luisterde hij naar 't verhalen der overleveringen, hier van geslacht tot geslacht bewaard. Om de grafheuvels der heivelden zweefden de schimmen der heidensche voorgeslachten. Alles sprak van oeroude tijden en toen hij ouder was geworden, snuffelde hij overal in dit antieke land en verzamelde vele bouwstoffen. Zoo ontstond het boek, dat in het licht werd gegeven door zijn neef E. Geerdink, pastoor te Vianen: „Eenige bijdragen tot de geschiedenis van het Archidiaconaat en Aartspriesterschap Twente" (1895).

 

Hieronder een aantal van de vele advertenties in het boek Gids voor Twente.

 

 

 

 

Een deel van de plattegrond die bij het boek Gids voor Twente geleverd werd.