Terug

De Kerk dicht..... de laatste kosters.

 

Onderstaand gesprek vond plaats in januari 2024

Aanwezig:

Johan Deterink voormalig koster van de Parochie Reutum

Gerard Vrooijink huidig koster van de Parochie Reutum

Interview en tekst Ben Lammerink

foto's Jan Bunte

 

De Kerk dicht ……de laatste kosters.

Op het moment dat de kerk dicht gaat, zitten we aan tafel met de kosters, Johan Deterink (1948) en Gerard Vrooijink (1955). Dertig jaar lang, nadat de laatste dorpspastoor Schoorlemmer met emeritaat gaat en de pastorie verlaat, zorgen de eigen inwoners voor het reilen en zeilen van de kerkgemeenschap. Het Bisdom raakt steeds meer op de achtergrond, en komt met een “hoofdverantwoordelijke” pastor of diaken vanuit het clusterverband. De eigen parochie met een aanspreekbare en herkenbare pastoor is er niet meer.

 

De eigen inwoners trachten met vrijwilligers zoveel mogelijk de parochie gemeenschap op de been te houden en de kosters zijn daarbij het gezicht in de kerk. Zij zijn voor de oudere inwoners het enige herkenbare aanspreekpunt en krijgen meerdere taken.

 

Wellicht is het een vooruitziende blik van pastoor Schoorlemmer geweest wanneer hij voor zijn vertrek uit Reutum Johan benadert deze taken als koster op zich te willen nemen. Pastor Kerkhof-Jonkman zorgt voor de “opleiding” van de nieuwe kosters.

 

v.l.n.r. Johan Deterink, Gerard Vrooijink en Ben Lammerink. (2024)

 

De dorpspastor is er niet meer, de koster is het gezicht in de kerk

Rond 1995 nemen Johan en Gerrit Meenhuis de taak van koster op zich en zijn om de week aanspreekpunt voor de diaken/pastor, die van elders voorgaan in een kerkviering.

Voor de kerkbezoeker is de koster bij het gemis aan een eigen pastoor die vertrouwde persoon. De inwoners gaan nu bij de koster langs bij aangelegenheden waarbij de kerk in beeld is. Bij overlijden, huwelijk, eerste communie wordt er een beroep gedaan op de koster!

 

Johan heeft het kosterschap altijd als een eervolle taak beschouwt en met voldoening gedaan. Het was geen betaalde baan, maar een mooie en dankbare “invulling” als WAO-er. Ik kreeg van het Kerkbestuur een “zondags-kerk” pak en kon aan het werk. Over taken werd niet gesproken, in overleg met mijn collega Gerrit, deden we wat ons goed leek. Wij waren ook wel verschillend, zo was Gerrit veel meer onbevangen. Zo heeft hij eens bij afwezigheid van een pastor zelf als voorganger opgetreden, en ook het askruisje eens gezet; had ik natuurlijk nooit gedurfd. Je was als koster altijd aanwezig tijdens de vieringen, je voelde je verantwoordelijk dat alles goed verliep; een seintje richting de misdienaars of acolieten was nog wel eens nodig. Later toen het kerkbezoek verder terugliep, keek je de kerk in om te zien of dat er voldoende hosties in de kelk zaten, of dat ik er nog een paar extra bij de communie in moest ”smokkelen”.

 

Gezicht op de kerk in Reutum (2020)

 

De huishoudster had ook een taak als koster

Zuster Ligiori was destijds naast huishoudster van de pastoor ook koster in de kerk. Toen ik “erbij” kwam, voelde zij zich gepasseerd en kon ze moeilijk afstand nemen van haar eerdere kostertaken. Later is ze met de pastoor meegegaan naar een appartement in Tubbergen en nadien teruggegaan naar het moeder-zusterhuis van de Franciscanessen in Noord-Deurningen.

 

Op een vraag op welke manier hij betrokken is geweest bij het vertrek van pastoor en huishoudster naar een appartement in Tubbergen, zegt Johan…….niet! Werd geregeld door het Kerkbestuur!

 

Voor Pastoor Schoorlemmer was er niet meer die parochiële verantwoordelijkheid, en de inwoners van Reutum en Haarle spreken hem nu aan met “pastor” en niet meer….”Mijnheer Pastoor”, met wederzijdse instemming.

 

In mijn beginperiode als koster was er veel werk; vooral in het weekend waren er meer vieringen en in de maanden in mei en oktober ook nog de Maria lof vieringen. Na het vertrek van Schoorlemmer heb ik verschillende voorgangers meegemaakt waar ik goede herinneringen aan bewaar. Zo kwam pastor Janssen eens nipt op tijd, nadat hij met zijn auto vanaf de Sluttenweg rechtdoor over de sloot in het bosje van Kief’t-Hein terecht was gekomen, en hijgend aankwam in de sacristie. “Johan, ben zojuist met de auto in de gracht beland”. Ondertussen had Gerard geregeld dat het plaatselijk Loonbedrijf Poppink met een tractor de auto netjes op het kerkplein voor de kerk had gezet; de kerkbezoekers hebben van dit akkevietje niets meegekregen.

 

Ongemerkt meerdere taken

Je kreeg als koster steeds meer taken. Vroeger was het heel gewoon dat bij de plaatselijke verenigingen de dorpspastoor een grote vinger in de pap had als ‘geestelijk’ adviseur, want de normen en waarden moesten natuurlijk gewaarborgd zijn.

 

Nog voordat de Pastoor naar Tubbergen vertrok, had hij Johan al “benaderd” om als leider een oogje in het zeil te houden bij de groep 14-15jarigen (De jeugdsoos). Zo moest hij vooral toezien dat de jongens en meisjes tijdens de jaarlijkse uitstapjes toch vooral gescheiden gingen slapen.

 

Als vanzelfsprekend werd er door de inwoners een beroep gedaan op de koster bij kerkelijke aangelegenheden als huwelijk en overlijden. Bij overlijden belde de familie de koster als eerste. In samenwerking met destijds uitvaartleider Hams moest er in korte tijd veel geregeld worden. De Aula, de afscheidsviering in de kerk, het zangkoor, de voorganger en de misdienaars en vooraf op het Kerkhof.

 

Voor het graven van een graf op het kerkhof werd grafdelver Herman Looman vroegtijdig ingeschakeld voor het handmatig graven tot 2 meter diepte, voor de kleine delver een flinke klus. Bij het graven moest ik hem in de gaten houden vanwege instortingen gevaar… en tegen de tijd dat hij al niet meer zichtbaar was, een handje helpen. Door de vele tijd op het Kerkhof en het onderhoud ervan, ken je het graf en het jaar van overlijden van vele inwoners.

 

Het kerkhof uniform, iedereen hetzelfde graf

Vermeldenswaard is dat het Kerkhof vanaf de jaren de jaren zestig tot ongeveer de eeuwwisseling ‘uniforme grafkruizen’ had. De ‘tijdgeest’ was, iedereen gelijkwaardig! Met het graf van de laatste koster in dienst van de Parochie, Jan Vreerink (†1961), vangt deze periode aan.

 

Voor de weekenddiensten hadden we bij bijzondere kerkelijke feestdagen nogal wat te regelen, denk maar eens aan de verschillende kleuren van kazuifel van de voorganger, de bijbehorende priesterkooraankleding, wierook-aanmaak, wijwater en de uitgebreide kaarsverlichting.

 

Rond Pasen, Pinksteren en Kerstmis zorgden de kerkelijk tradities voor nog meer werk, denk maar eens aan het aanmaken van het wijwater, het verbranden van de palmtakken voor de as voor het askruisje op Aswoensdag, opzetten van de Kerststal enzovoort. Voor het gehele jaar werd met Pasen het wijwater gewijd, de doopvont gevuld, en de rest opgeslagen in het “heilig putje”.

 

Koster Gerard Vrooijink ontsteekt het Paasvuur. Rechts zoon Guido. (2023)

 

De koster moest trouwens ook zorgen dat de emmer met water onder het orgel goed gevuld bleef, om uitdroging te voorkomen en de vetnippels van het uurwerk in de toren controleren.

 

Zo geeft Gerard nog aan dat je wel rekening moest houden dat het luiden van de kerkklokken bij bijzondere gelegenheden op tijd plaats vond. Zo ging ik 15 jaar lang op oudejaarsavond een kwartier voor middernacht tot een kwartier erna naar de kerk om de klokken te luiden. De afstand van mijn huis tot de kerk was geen probleem, maar je moest er wel bij blijven. Dan te bedenken dat vroeger de koster elke dag om 12.00 en 18.00 uur de klokken luidde voor de mensen op het land.

 

Oudejaarsnacht 2022 Kerk Reutum. Koster Gerard Vrooijink een paar minuten

voor het luiden van de klokken.

 

 

Niet alleen muntgeld bij een collecte

Na een viering met collecte, brachten we het muntgeld de andere dag naar de bank aan de overzijde van de kerk en was het snel geteld met de telmachine. Wel moest het altijd eerst “gezeefd” worden van buitenlandse munten, van plastic supermarkt- of Bais munten en spijkers/schroeven. Na de sluiting van het bankgebouw, konden we de telmachine overnemen; wel zo handig voor het tellen van het muntgeld.

 

Ook moesten we ervoor zorgen dat de vele “gebruiksartikelen” voor de kerkdienst op voorraad bleven: de hosties, rode miswijn, wierook-korrels en natuurlijk de verschillende kaarsen. De hosties werden in dozen van 500 Stuks, 4-5 dozen tegelijk, opgehaald bij het Slotklooster van de Karmelietessen in Zenderen. De zusters gaven deze buiten de deur af, want we mochten natuurlijk niet binnenkomen. Voor de rode miswijn was het “doven-instituut” in St. Michelsgestel de leverancier. De vele verschillende kaarsen, - Noveen-, Godslamp-, Paaskaars, Mariakaarsen, en ook de wierookkorrels en kooltjes werden geleverd door Kristen uit Delden, en gelijktijdig werden de restantkaarsen voor 10 ct./kilo terug geleverd.

 

v.l.n.r. Johan Deterink, Gerard Vrooijink en Ben Lammerink (2024)

 

Bijzonder te vermelden dat deze firma sinds langere tijd de kaarsen levert voor de parochie, en de vrouwelijk lijn (fam. Aarnink) uit Haarle afkomstig is.

 

De koster zorgde er ook voor met hulp van een groep vrijwilligers uit de parochie dat tuin en kerkhof er altijd netjes uitzag.

 

Ruim 20 jaar is Johan met voldoening en enthousiasme koster geweest, ….terwijl in eerste instantie een periode van 5 jaar was afgesproken. Voor zijn verdiensten voor de parochie ontving hij in 2015 bij zijn afscheid een Koninklijke onderscheiding en van het Bisdom de St. Willibrord oorkonde.

 

Gerard Vrooijink heeft Johan als medekoster vanaf 2006 terzijde gestaan en is nu de “coördinator-koster” in de groep met Agnes Booijnk, Fons ter Haar, Hans Groothuis en Hennie Deterink. Hennie is daarbij altijd de koster bij uitvaarten.

 

Ben Lammerink.