Bakkerij ter Beek Reutum
Inleiding
Ria Schuurman-Snijders heeft het contact gelegd met Gerard ter Beek voor een interview. En hier zitten we dan, op een mooie zonnige donderdagmorgen bij Gerard in Ootmarsum (sept 2024). Gerard ter Beek is de zoon van bakker Bernard ter Beek uit Reutum.
Gerard is inmiddels 82 jaar, en nog bijzonder goed van geest. Hij ontvangt ons aan de spreekwoordelijke keukentafel. Hij moet nog even wat schakelen want even later vertrouwt hij ons toe geen ochtendmens te zijn. Gerard is al heel wat jaren weg uit Reutum maar hij komt nog wekelijks in het dorp voor ontmoetingen met generatiegenoten. Zoals hij aan het eind van het interview zal bevestigen zit Reutum in zijn hart, hij heeft er een pracht jeugd gehad.
De aanleiding voor dit interview zijn de twee voorgaande verhalen over bakkers in Reutum. Reutum kende vier bakkers, waarvan nu alleen bakkerij Mensink nog over is. De verhalen over bakker Mensink en bakker Snijders zijn ook te vinden op deze website.
Gezinssamenstelling.
Gerard: 'Mijn ouders waren Bernard ter Beek (1902-1976) en Anna Leferink (1907-1995)'.
Trouwfoto Bernard en Anna ter Beek. (ca. 1940/1941) Deze foto is niet op de dag van hun trouwen gemaakt maar w.s. een half jaar later.
De oorzaak van deze vertraging ligt hoogstwaarschijnlijk in de start van de oorlog (mei 1940).
De foto werd gemaakt in de tuin van hun woning aan de Kerkstraat Reutum, speciaal voor dit moment werd de trouwkleding nog een keer uit de kast gehaald.
'Anna Leferink was van Leferink-Huuskesboer. Anna komt daar uit huis, het gebouw dat tegenover de kerk staat. In dat pand had de familie Leferink een café en kruidenierszaak en tevens zat er nog een klein boerderijtje bij. Café Leferink had ook nog een paar Hotelkamers. Mijn vader komt oorspronkelijk uit Tubbergen, de eigenaar van ter Beek busreizen uit Tubbergen is familie van mijn vader.
De opa van Gerard was ook bakker en had er ook een kruidenierszaakje bij. Opa woonde in de Oranjestraat in Tubbergen. Bernard ter Beek komt uit een bakkersfamilie. Gerard: 'Rond zijn 18/19de jaar is hij bij zijn alleenstaande Tante ingetrokken die in Reutum woonde. Volgens mij heeft hij rond 1920 het huis gekocht van deze tante. Tante mocht tot haar dood bij mijn vader blijven wonen. Rond 1925 is mijn vader daar als bakker begonnen. Mijn vader heeft toen ook de bakkerij gebouwd. Vader is bakker gebleven tot 1973'.
De ouders van Gerard zijn in 1939 getrouwd, beiden waren ze al in de dertig. Een reden van het 'late' trouwen zou kunnen zijn dat de tante van Bernard hem behoorlijk begrensde of tegenhield. Gerard: 'Hij mocht dit niet, hij mocht dat niet. Tante was een wat overheersend figuur. Ze was een Mutsennaaister. Ze maakte Knipmutsen voor de boerinnen in de wijde omtrek. Dat was toen een soort nichemarkt waar ze goed aan verdiende'.
Bernard en Anna kregen twee kinderen, twee zoons. Gerard ter Beek (1942) en Jan ter Beek (1944 – 2019).
Gerard ter Beek (li) en Jan ter Beek (re)
Gerard: 'Van het gezin van mijn vader zaten er drie in het klooster, twee broers bleven in Tubbergen, de andere broer begon met het Touringcarbedrijf. Mijn vader werkte eerst bij de Post in Tubbergen, daar is hij mee gestopt waarna hij in dienst moest. Waarschijnlijk heeft de familie hem naar Reutum 'geschoven' om op de alleenstaande Tante te passen. De Tante was van Kemperink'. Gerard: 'Mijn oma van moeders kant heette ook Kemperink. Gerard kan zich deze tante uit Reutum niet meer herinneren, volgens hem is ze tijdens de oorlog overleden.
Bernard en Anna ter Beek
Gerard: 'Mijn vader had veel humor, was altijd optimistisch, was nooit chagrijnig , altijd goed te pas. Hij was ook een probleemoplosser in de relationele sfeer. Bernard ter Beek was naast bakker wat je nu een mediator zou noemen. Hij werd in Reutum vaak gevraagd om te bemiddelen. Je kon altijd je verhaal aan hem kwijt. Hij genoot veel vertrouwen van de Reutummers. Door het venten kende hij alle mensen en hun verhalen, hij wist van problemen in gezinnen.
'Hij was ook nog Sinterklaas in Reutum. Tijdens Sinterklaastijd ging hij met een witte Schimmel van Snijders – de oom van Ria Snijders – bij de boeren langs en ging dan met het paard de Deel op. Zo is hij aan mijn moeder gekomen, hij ging met het paard naar binnen in het café. Hij heeft dus als Sinterklaas mijn moeder leren kennen'. Dit is dus een variant van de Prins op het Witte Paard.
Volgens Gerard was er een gezegde wat mijn moeder wel eens verteld heeft: 'Sinterklaas die nam een “Oord” (borrel) en Anneke streek 'm deur'n board'
De Bakker en de Bakkerij
Gerard: 'Met acht jaar stond ik al in de bakkerij. Helpen, beschuit maken, de beschuiten moesten gesneden worden'. Beschuit werd uiteindelijk één van de specialiteiten van Bakkerij ter Beek. Gerard: 'Ik heb nog een groot deel van de bakkerijperiode meegemaakt. Met 10 jaar ging ik al brood venten'.
Voor Ria Snijders, dochter van de ander bakker in het dorp, is het een feest van herkenning, veel van hetgeen Gerard vertelt kan ze beamen uit eigen herinneringen. Ria vertelt dat ze de ventroute van toen nog precies weet, waarop Gerard inhaakt en zegt dat hij een gedeelte van de route van toen nu nog iedere week een keer loopt. Gerard ventte dan richting het Lädderken. Gerard: 'Je kreeg dan tassen achterop de fiets, daar zat dan het brood en beschuit in'.
Venten deden we tot buiten Reutum, richting Agelo, stuk van Weerselo, stuk van Fleringen, richting Vasse. In de beginjaren alles met de fiets, later met de auto. Venten duurde wel drie tot vier uur, een praatje maken hoorde erbij'. Gerard: 'Bakker is er nog nieuws in het dorp?'. Zaterdags werden de bestellingen van afgelopen week afgerekend aan de hand van een kasboekje, niemand betaalde direct. In het kasboekje stonden niet de familienamen maar de bijnamen.
De wegen waren van een andere kwaliteit dan tegenwoordig. Ria noemt het 'maalzaand'. Dat is van dat witte rulle zand waar je met de fiets soms niet doorheen kwam. Lopen naast de fiets en flink duwen was dan de oplossing. Dat was dan met mooi weer. Gerard: 'In de winter heeft mijn vader wel eens een paard gehuurd met een slede, korven op de slee en rijden langs de boeren omdat je anders niet door de sneeuw kwam'. Ria verteld dat haar vader in de winter heel vaak vast zat met de auto. Je moest een schop bij de hand hebben om los te komen.
In de hoogtijdagen van de bakkerij waren er naast bakker Bernard drie werknemers, één in de bakkerij, twee die brood venten. Gerard: 'Mijn vader stond s' morgens rond een uur of vier op en werkte door tot een uur of vier, vijf in de middag'. Toen de beschuitproductie toenam werd het soms nog later. Vader ging dan ook om een uur of negen, tien naar bed'. 'Het was een hard leven, vakantie kenden ze niet'. 'Moeder hielp wel eens mee in de bakkerij maar voor een vrouw was er genoeg te doen in het huishouden'.
In de jaren zestig kwamen er wettelijke regelingen dat je 3 dagen en later zelfs een week vakantie diende op te nemen.
Uiteindelijk is de Bakkerij gesloten (1973) omdat vader ziek werd en zowel mijn broer als ik niet voldoende affiniteit met het bakkersvak hadden.
Relatie met andere bakkers in het dorp.
Gerard vertelt dat de relatie met de andere bakkers prima was. 'Zelfs met ziekte van mijn vader heeft Gerrit (Mensink) wel eens bij ons ingevallen'. 'Ik kon en kan het nog altijd goed vinden met Gerrit'. 'Mijn vader kon het goed vinden met bakker Snijders, die ooit nog eens het bakkersvak heeft geleerd bij mijn vader'. 'Iedere bakker had zijn eigen klanten, wij konden er van bestaan.
Oorlogsherinneringen.
Gerard: 'Ik kan me herinneren dat in de oorlog de 'Ondergrondse' 'mensen uit het Westen' bij ons kwamen brengen, die konden dan s' avonds mee eten. Mijn vader zegt dat ze in de loop van de oorlog meer dan honderd mensen uit het westen hebben ontvangen die helemaal uitgehongerd waren, ze konden bij ons aansterken. Mijn vader wist op één of andere manier altijd bonnen te regelen om brood te bakken.
Vader heeft hier nooit wat voor gevraagd, hij zei altijd als ik met de kinderen en moeders de oorlog heel door kom dan ben ik tevreden. De mensen kwamen uit Haarlem, Zoetermeer, Zeist en ook Hengelo. De Hengeloërs zijn zelfs nog altijd kennissen gebleven'.
De woning van Bernard en Anna ter Beek. Rechts niet zichtbaar stond de bakkerij. Deze woning is in 1983 vervangen door nieuwbouw.
Produkten van de Bakkerij
Naast Roggebrood had je beschuit, gebak, koek, grijs brood, bruin brood, wit brood, tarwebrood, kadetjes, krentenbollen, witte bollen. Wit brood had in die tijd nog de voorkeur. Met feestdagen grote krentenbroden, die door de mensen een week voor de Kerst en Pasen besteld werden. De grootte van het krentenbrood bepaalde de prijs, je had ze van 3, 4 en 5 gulden. Grote krentenbroden konden wel een meter lang zijn. Ook rozijnenbrood en alles met spijs. Gezinnen waren toen ook groot, soms wel tot 10/12 kinderen.
Transport.
Gerard: 'ik ben begonnen met een gewone fiets met fietstassen, daarna kwam er een mand op de fiets. De transportfiets, daarna de driewieler, dat was een soort bakfiets, vervolgens een auto, een Renault 4'. Ria vertelt nog dat ze op een klein fietsje achter haar vader (bakker Snijders) aan fietste om brood te venten. Haar vaders fiets werd uiteindelijk vervangen door een Opel Kadett Station.
Gerard: 'Later brachten we brood rond met de auto, ik reed al auto toen ik veertien jaar was, dan zei de politieagent Olthof tegen mijn vader: “ik heb hem ook weer gezien (Gerard), doe dat nou niet, maak het me niet moeilijk!”' 'Waarop mijn vader antwoorde, “Ja maar hij kan wel rijden”'. Gerard kan er nu nog smakelijk om lachen.
Ria vraagt zich af of je nog verder terug in de tijd al een rijbewijs nodig had. Volgens Gerard had zijn vader wel een rijbewijs. Gerard: 'Mijn vader kreeg zijn rijbewijs in 1920, hij reed naar Tubbergen, naar de gemeente met de vraag hoe kom ik aan een rijbewijs'. 'De ambtenaar vroeg hoe hij in Tubbergen was gekomen. Ja met de auto. Oh dan kun je ook wel rijden. Zo kwam mijn vader aan zijn rijbewijs'.
Bernard ter Beek was samen met Groothuis-Teus één van de eersten in het dorp met een auto (rond 1924). Gerard: 'Mijn vader gebruikte de auto ook nog een tijd als taxi. Deze auto was een Citroén. Het taxiwerk was een bijbaan'. 'Ik denk dat de tante hier ook een rol in heeft gespeeld. Ze zat aardig in de slappe was en heeft waarschijnlijk gezegd koop maar een auto, want hij bezorgde toen ook die mutsen bij de klanten verderop in de streek. Klanten richting Lattrop, Brecklenkamp, Noord Deurningen en Beuningen.
Communicatie
Gerard weet te vertellen dat ze al vrij snel telefoon hadden maar wanneer dat kan hij zich niet herinneren. Wel weet hij nog precies waar de telefoon hing. Gerard: 'De telefoon hing in de hal met de hoorn erop.' Ria: 'Dat moet een laag nummer zijn geweest want bij Morskieft hadden ze 207, Luttikhuis had 209, wij (bakker Snijders) hadden 247 dat was iets later. Bays had ook een heel laag nummer. En de Pastorie'. Gerard: 'Ik weet ook nog dat we in 1960 televisie kregen. Ik ging vroeger vaak televisie kijken bij KresSien, die had een kruidenierswinkeltje.
Het Geloof
Gerard: 'Mijn ouders waren erg gelovig, vooral mijn moeder. Je kon zondag geen kerkdienst overslaan ook het lof niet. Dan stond je bij het voetbalveld op zondagmiddag, om half vier, en dan tijdens de rust moest ik zorgen dat ik in de kerk kwam'.
Mijn vader kwam uit een diep gelovig gezin. Met twee nonnen en een broeder in het klooster. Mijn ouders bezochten ze regelmatig in het klooster. Ik moet een jaar of acht zijn geweest toen we met de auto naar Beek bij Nijmegen reden. Bij Lent kregen we autopech. De riem (V-Snaar) was kapot'. Wat volgt is een anekdote die gepaard gaat met veel aanstekelijk gelach van Gerard. 'Mijn moeder moest haar kousen uittrekken en dan werd daar een nood V-Snaar van gemaakt. We zijn er ook nog mee thuisgekomen. Een ANWB kende men toen nog niet'.
Terugkijkend
Gerard: 'Hoe ouder je wordt, hoe meer je terugkijkt. Ik ben niet meer met de toekomst bezig maar steeds meer met het verleden. Ik heb een mooie jeugd gehad in Reutum. Het zonnige karakter van mijn vader heeft hier flink aan bijgedragen. Hij kon wel eens streng zijn maar was altijd goed te pas. Dat is een grote waarde in het leven'.
Ik kom nog regelmatig in Reutum om mensen te ontmoeten. Ik heb er nog familie wonen o.a. De Leferinks. Jan Ikink en Gerrit Mensink spreek ik nog wel eens. Daarnaast volg ik het voetbal nog in Reutum. Ik heb nog altijd een zwak voor die club mede omdat ik er zelf gevoetbald heb en in het bestuur heb gezeten. Daarnaast onderhoud ik nog het graf van mijn ouders.
In de voorgrond de voormalige bakkerij rond het jaar 2000 (witte pand).
Sinds mijn broer Jan is overleden hoor ik minder verhalen over Reutum. Iedere dinsdagmorgen ging ik naar mijn broer Jan en dan kwamen Jan Ikink en Gerrit Mensink daar ook.
De twee Jannen gingen eerst wandelen over de Es en daarna werd er koffie gedronken bij mijn broer.
Even over vroeger praten'.
Verhaal Gerard ter Beek
Interview Ria Schuurman-Snijders & Jan Bunte
september 2024