De Smedenfamilie Silderhuis
Lucas Silderhuis en Ferme Volmerink
Waarschijnlijk in het jaar 1799 trouwden voor de pastoor van Deurningen, Henricus Antonius Peese, de jonge man Lucas Silderhuis uit Noord Deurningen en zijn bruid Ferme Volmerink, afkomstig van het erve Volmer te Dulder.
Omdat het trouwboek van de pastoor niet is bewaard gebleven, is de juiste huwelijksdatum niet bekend; gezien de geboortejaren 1775 en 1776 van Lucas en Fenne en die van hun kinderen, 1800, 1801, 1803 en 1805, zal het trouwjaar 1799 niet ver bezijden de waarheid zijn.
Lucas Silderhuis begon te Saasveld een smederij, maar om in zijn eigen kost te kunnen voorzien, had hij ook een klein landbouwbedrijf. Toen hij dan ook op jeugdige leeftijd overleed – 44 jaar en niet zoals zijn overlijdensakte aangeeft 46 jaar – werden als beroep van hem zowel landbouwer als smid opgegeven. Zijn weduwe overleed nog geen half jaar later. De kinderen. 15, 17, 18 en 20 jaar oud, bleven als wezen achter. Toch zag de oudste zoon Steffen kans om vaders bedrijf te Saasveld voort te zetten.
Lambert Silderhuis naar Reutum
De tweede zoon Lambert koos ook vaders beroep; hij werd smid te Reutum. Omstreeks 1832 huwde hij met het Almelose meisje Gesina Lammerink. Hoewel er in die tijd al een Burgelijke Stand bestond, is hun huwelijk om onverklaarbare redenen niet in een Overijsselse gemeente geregistreerd.
Hun oudste zoon Johannes Lucas Silderhuis, genoemd naar beide grootvaders, werd echter op 16 oktober 1833 te Reutum geboren. Vader Lambertus deed aangifte, waarbij burgemeester Jan Bussemaker van Tubbergen noteerde, dat vader Lambertus smid was. Het kind werd gedoopt door pastoor Johannes Henricus Mollink, de eerste pastoor van de in 1832 zelfstandig geworden parochie Reutum en Haarle.
Johannes Lucas Silderhuis
Na het overlijden van Lambertus Silderhuis in 1878 zette zijn zoon Johannes Lucas de hoef- en landbouwsmederij te Reutum voort. Hij was al op 26 juni 1867 voor de Tubbergse wethouder Hermanus Tanke met de Reutumse Geertruida Lansink getrouwd. Hierbij waren twee Tubbergse smeden getuige geweest: Zweer te Winkel en Johannes Tasche. Geertruida was afkomstig van het erve Kemper te Reutum, waar haar vader met de erfdochter getrouwd was en daarom Kemper genoemd werd. Kerkelijk werd het huwelijk Silderhuis - Lansink ingezegend op 5 juli 1867, zoals door Johannes Lucas in een nagelaten kerkboek opgetekend werd. De inzegening moet dan geschied zijn door pastoor Johannes Scholten Reimer, die ook hun drie zoons gedoopt heeft. De enige dochter, het jongste kind, werd in september 1873 gedoopt en ruim drie weken later begraven door pastoor Petrus van Duynhoven.
Lambertus Johannes Silderhuis en Hermanus Silderhuis
De oudste zoon Lambertus Johannes Silderhuis werd na het overlijden van zijn vader opvolger van vaders bedrijf te Reutum. De derde zoon Hermanus Silderhuis werd ook smid, maar omdat er in vaders bedrijf geen ruimte was voor het onderhouden van twee gezinnen, werd hij gedwongen zijn bestaan elders op te bouwen. Na een leertijd o.a. bij zijn oom in Gronau werd hij meesterknecht bij smid Ottenhof te Oldenzaal. In 1907 kocht hij voor f 800,- een huis aan de Ostwal te Ootmarsum, dat eigendom was van de steen- en pannenfabrikant Staverman, en vestigde daar zijn eigen smederij, eerst in een oude loods, maar reeds een jaar later in een nieuw gebouw met een oppervlakte van 80 m . Deze smederij is thans een gedeelte van de winkel. In 1910 huwde Herman Silderhuis met Gesina Maria Hams, die geboren was in het Hambroeker veld tussen Tubbergen en Vasse.
Voorbeeld Smederij Veenmuseum te Barger Compascum
Het hoekpand Grotestraat/Oostwal werd in deze jaren bewoond door de schilder Van Steenen, die zijn huis aan de St. Vincentiusvereniging te Ootmarsum verkocht had op voorwaarde, dat deze vereniging hem aan het einde' zou helpen. Van deze vereniging kon Herman Silderhuis het hoekpand voor f 1200,- aankopen en zo zijn bezitting uitbreiden. In 1928 stichtte hij in dit hoekpand een winkel in huishoudelijke artikelen en ijzerwaren, die in hoofdzaak het domein werd van zijn vrouw. Helaas overleed Herman Silderhuis reeds vijf jaar later, zijn gezin in moeilijke omstandigheden achterlatend.
Gebroeders Silderhuis
Het smidsbedrijf werd voortgezet door zijn oudste zoons Jan en Gerrit onder de naam Gebroeders Silderhuis. Deze moesten in de voor de deur staande crisisjaren en oorlogstijd alle zeilen bijzetten om het hoofd boven water te houden. De economische opleving na de Tweede Wereldoorlog kwam echter ook de firma Gebr. Silderhuis ten goede. In 1954 kon een nieuw winkelpand en woonhuis gebouwd worden en tien jaar later, in 1964, kwam er een einde aan het voortdurende ruimtegebrek in de smederij door de nieuwbouw van een construktiewerkplaats van 20 bij 10 meter aan de Oostwal.
Zoals de naam reeds zegt, was het accent van de hoef- en kachelsmederij inmiddels verlegd naar staalconstruktiewerk en dit betekende een zeer snelle ontwikkeling van het bedrijf, mede door het werken en streven van Herman Silderhuis Jr., zoon van de oudste firmant Johan. Spoedig werd de klantenkring uitgebreid met afnemers buiten Ootmarsum en zelfs buiten Twente. Het construktiewerk werd steeds groter en zwaarder, kortom binnen tien jaar was de ruimte al weer te klein en besloot Herman Silderhuis Jr. de familietraditie voort te zetten door zijn bedrijf weer te vergroten.
Dit betekende een verhuizing naar het nieuwe industieterrein in De Mors te Ootmarsum. Daar werd in het najaar van 1973 begonnen met de bouw van een fabriekshal. natuurlijk met staalconstrukties van eigen fabrikaat. Op 27 mei 1974 werd er gestart met de produktie.
Tekst - W. E. ten Asbroek
Verhaal overgenomen uit Jaarboekje 1987-1988
Stichting Heemkunde Reutum en Haarle
Bladzijden 25 t/m 29