Tekst komt uit Jaarboekje 1988 - 1988
Stichting Heemkunde Reutum en Haarle.
geschreven door Pastor Schoorlemmer
Munnink - Jan, zoals hij door iedereen wordt genoemd, werd geboren op 22 mei 1896; dus 92 jaar geleden.1 Hij werd geboren op de boerderij "de Munnink" aan de Kerkstraat en was uit een gezin van acht kinderen. Zoals hij vertelde uit zijn schooltijd, ging alleen zijn oudere broer naar school, en wel van Allerheiligen tot Pasen. De meester noemde de kinderen die alleen in de wintertijd naar school gingen winterkraaien. De kinderen moesten immers op jonge leeftijd de beesten en ganzen hoeden, er was nog geen "takdroad" (prikkeldraad) en hadden geen tijd om naar school te gaan - dat was nou eenmaal zo.
Jan Volmerink (Munnink - Jan)
In tegenstelling tot zijn broer ging Jan elke dag naar school, d.w.z. van maandag tot zaterdagmiddag. De wet van de verplichte schooltijd was immers van kracht. Als hij s'middags thuis kwam, werd eerst samen gegeten. "Och, een eenvoudige maaltijd; aardappelen met spek. Het spek was steentjesdik (spekhers), of dat lekker was". Groenten kenden we bijna niet en pudding was er alleen op feestdagen. Eenmaal had Jan zich vergist. Een beverig geheel dat op pudding leek, was stijfsel, bleek achteraf.
Zondags bestond de maaltijd uit bonen- of erwtensoep. Door de week moest Jan evenals vele andere jongens, na het middageten nog een uur de ganzen hoeden. Wij hadden, evenals andere kleine boeren, zo'n vijftien tot twintig ganzen. Men trok met de ganzen langs de zandwegen, aten daar van het gras en in het voorjaar ook van winterrogge. In de herfst legden de ganzen eieren ("op de winter aan", zei men), met van januari tot april de broedtijd. In de maanden april en mei en vooral rond Pasen, werden de kuikens verkocht. De kuikens, nog in dons gestoken, brachten f 1.80 op; de verenkuikens f 2.50.2 Kooplui uit Enter kochten die kuikens, later kwamen er kooplui uit Brandlecht, over de grens en gaven een hogere prijs. In de loop van het jaar werden vier keer de veren van de ganzen geplukt en dan verkocht. Veren werden gebruikt om het beddengoed op te vullen, want velen hadden n.l. een veren bed op. "Het kan dan wel niet zo gezond zijn, maar toch lag het lekker".
Boerderij "De Munnink" waar Jan Volmerink is opgegroeid. Thans woont hier de Fam. F. Groothuis, Kerkstr. 54
Toen ik naar school ging, waren er twee meesters op de school, nl. meester Heinink en meester Schrameijer. Meester Schrameijer woonde in Tubbergen en legde elke dag de afstand te voet af. Hij hield nog wel van een glaasje. "Al 't niet goed deed op de school, kreeg je het met de stok en hij heeft wat stokken kapot geslagen".
We liepen altijd op klompen en 's winters van Allerheiligen tot Pasen gingen wij ook met klompen naar de kerk. Met 12 jaar werd je "aangenomen", dan deed je de Eerste, Heilige Communie. Als je naar voren ging voor de communie, liet je de klompen in de bank staan. Het was de gewoonte dat je bij het verlaten van de school, nog twee jaar Katechismus volgde op de zondag na de vespers. In de vastentijd kwamen wij meer dan een keer in de maand bij elkaar. Jan kon zich pastoor Berndes (1899 - 1905) nog goed herinneren. Met een grote kalkpijp kon hij rondwandelen. Als hij die pijp uitgerookt had, zette hij die pijp zo maar ergens tegen een boom. Je kon zo'n pijp toch maar eenmaal gebruiken.
Werken hebben wij al vroeg geleerd, "schei me erover uit", maar je was ermee tevreden. Naast het hoeden van ganzen en beesten, gingen wij naar de "Weuste". In de maand mei werden de "knuuve" (zgn. brand-plag van veen ) gestoken. Wij kinderen moesten deze knuuve omleggen, om ze zo beter te laten drogen. En als ze droog waren hielpen wij mee ze van de veengrond te dragen, om vervolgens met paard en wagen naar huis gebracht te worden. Het hele gezin hielp er dus aan mee, om deze brandstof binnen te halen. Er is nog een pad in de Weuste dat het Knuuv'npad heet.
De tijd van het "tuffeln gardern" was ook een mooie lijd. In de vakantie in oktober - voor de Ootmarsumse kermis werden de tuffels (aardappelen) gerooid; bijna alle kinderen deden er aan mee. De boeren hadden dan al gezamenlijk "overlegd" op welke namiddag de kinderen zouden komen. Meerdere mensen namen aan het rooien deel. 's Middags om een uur begonnen wij totdat het donker was. De jongens gingen dan naar de boer en kregen pannenkoek en karnemelkse pap. De pannenkoek werd op tafel gezet en opgerold. Wij aten samen uit de pan met pap "lekker ettn". Na de maaltijd gingen wij dan nog spelen; vaak "schoeln" (verstoppertje spelen).
Bij het "tuffel gardern" werd allereerst elke voor omgeploegd; dit geschiede door de boer zelf. Jan, lachend, - ja natuurlijk! - dan waren er twee of vier mannen, die klaar stonden om met de greep (de riek) de aardappels uit te schudden. Iedere "schudder" had dan twee jongens om de aardappels op
te rapen. Als na het rooien het land geegd werd, werd het land door de kinderen nog eens "afgegarderd ". "Want elke aardappel betekende wat". "Och, och wat ne tied, vergelekn met noe".
Als het land vervolgens omgeploegd werd, liep er altijd iemand achter de ploeg om zich te "ontfermen" over de allerlaatste aardappel. Op het einde van de oogst, werden de kinderen voor hun werk beloond; als jongens kregen wij vijftien cent per middag. Als we met dat geld thuis kwamen, wachtten de ouders ons op. Op de vraag of dat echt waar was antwoordde Jan : "Dit is echt woar".
Toch werd er een paar cent achteruit gelegd voor de Ootmarsumse kermis, meestal zo'n vijf en twintig cent. Maar, zei Jan: "ik ken er wel een die met vijf cent naar de kermis ging en er nog van overhield.
1 Inmiddels 127 jaar geleden.
2 Een euro is 2,20 gulden