Terug

Pastoor Lauteslager

 

Pastoor Lauteslager

tekst M.J. Brunninkhuis – Poppink

Oorspronkelijke tekst in jaarboekje 1990 – 1991

Stichting Heemkunde Reutum / Haarle

 

 

Pastoor Lauteslager was de herder van onze parochie over het tijdvak 1905 - 1947. Onze herinnering hieraan is vanaf onze vroegste jeugd. Mejuffrouw Marie de Wolf kwam als zijn huishoudster mee. De geboorteplaats van de nieuwe parochieherder was Utrecht en van zijn huishoudster was het Kampen. Het tweede meisje toentertijd was mejuffrouw Anna Zalm. Voor zover ik mij kan herinneren was het tweede meisje Femia Groothuis.

 

Iedere dag na de middag stapte de pastoor er op uit voor zieken- of huisbezoek. Ik zie het nog zo voor mij, altijd met een paraplu wanneer het regenachtig was. En was het weer goed, dan met wandelstok. Die had hij niet bij zich om er op te steunen, maar het scheen in die tijd zo te horen. Hij was echt het type dorpspastoor zoals we ze nu nogal eens zien afgebeeld, gekleed in stemmig zwart met stijve witte boord, broek, zwarte kousen met altijd een zwarte jas die reikte tot aan de knie, daarover heen. Als hoofdtooi droeg hij een stijve zwarte hoed.

 

In onze vroegste kinderjaren noemden we hem Heeroom. Wanneer je Heeroom op straat tegenkwam maakte hij een praatje en gaf hij een hand, maar niet de hele hand, maar slechts twee vingers. Bij het heengaan gaf hij altijd de vermaning: "Goed eten, goed spelen en goed leren".

 

Met april begon voor ons het nieuwe schooljaar en kregen we de eerste lessen uit de kleine katechismus, als voorbereiding op de kerkgang wat met zeven jaar begon.

 

Deze voorbereiding had altijd plaats in de kerk. Wij zaten dan in de voorste banken en Heeroom liep tijdens het lesgeven heen en weer. Hij stelde dan eenvoudige vragen om zo de kennis te peilen als voorbereiding op de eerste H. Communie. Alvorens we hiertoe werden toegelaten werden we eerst aan een verhoor onderworpen. De eerste H. Communie deden we op een dag door de week.

Heeroom kwam bij ons op huisbezoek en hij informeerde belangstellend naar het wel en wee van de huisgenoten en natuurlijk naar de geestelijke beleving van het één en ander. De pastoor stond erop, dat er op zondag in ieder huisgezin een les werd voorgelezen uit de grote katechismus.

 

Bij het huisbezoek zaten mijn vader en moeder naast hem, te rechter- en linkerkant. Op de vraag van mijnheer pastoor of de katechismus op zondag wel werd voorgelezen, antwoordde mijn vader: "Ja mijnheer pastoor, dat doe ik". Waarop Heeroom minzaam zijn hoofd iets voorover boog en zijn hand op vaders' schouder legde en daarbij als antwoord gaf: "O vader, nu moet ik je prijzen".

 

Pastoor Lautslager was geen voorstander van "nieuwerwetse modefratsen". O nee, juist het tegenovergestelde, héél héél behoudend. Hij waarschuwde hiertegen dan ook vaak vanaf de kansel aan het adres van de dames. Ik hoor het hem nog zeggen: "Enige gekke dames uit Parijs maken die mode uit en daar moeten ze hier maar achteraan tobben en slepen".

 

Pastoor Lauteslager was er de man niet naar om donderpreken te houden. Toch waren zijn woorden zeer het luisteren waard en beslist niet zonder inhoud.

 

Wanneer hij in de vastentijd iedere week een episode van het lijdensverhaal overwoog, pinkte hij vaak een traantje weg. Ik zie nog zo hoe hij dan de zakdoek gebruikte.

 

Wanneer de zomertijd in het land kwam, baden wij 's zondags tijdens het lof de litanie van de H. Donatus om bescherming tegen onweer, want onze parochieherder was hier o zo beducht voor. In onze parochie waren zelatricen aangesteld die op geregelde tijden rondgingen om geld in te zamelen voor de bouw van een nieuwe kerk. De uitvoering hiervan liet de pastoor aan zijn opvolger over.

 

Op de foto: Pastoor Lauteslager

 

De koster Jan Vrerink was ook altijd "de dienstbare" in de tijd van Lauteslagers' pastoraat.

's Zondags direct na de hoogmis begaf de koster zich naar buiten en fungeerde als nieuwslezer.

 

Het verzamelde manvolk kon dan het nieuws beluisteren voor de komende week; zoals de paardenkeuring, de vergadering van de Boerenleenbank, het klootschieten op de Haarlerhei, de mededelingen van de paardenverzekering, de kas van het rundvee en wat dies meer zij. Ook Jens Meyer, de timmerman, mag niet vergeten worden. Ook op hem werd steeds een beroep gedaan. Hij zorgde ervoor dat de spullen die werden gebruikt bij een feestelijke herdenking, zoals bij een Priesterfeest – en dat was nogal eens - netjes werden opgeborgen.

 

Pastoor Lauteslager was meer dan 40 jaar onze parochie-herder en heeft meer dan eens zijn priesterjubileum in ons midden gevierd. Voor de kerkingang werd dan een ereboog opgericht en natuurlijk werd ook het priester-koor niet vergeten. Wat zag het er dan feestelijk uit. Banen stof van geel en wit werden om en om vanaf de zijkanten naar het midden van de kerk gebracht en daaraan hing eveneens een geelwitte versiering in klokvorm waaraan de banen bevestigd werden. De pastoor was tijdens die dagen van voorbereiding afwezig, naar ik meen voor een retraite. Gedurende zijn afwezigheid werden de diensten in de kerk waargenomen door de paters Carmelieten uit

Zenderen. Voor bijzondere gelegenheden waren die in onze parochie hulpzaam.

 

Wanneer de dag was aangebroken werd mijnheer pastoor van de parochiegrens afgehaald en alle parochianen namen hier aan deel. Dat waren grote groepen bruidjes, een groep ruiters met geelwitte sjerpen, jongens en meisjes met versierde fietsen, de plaatselijke harmonie, de verschillende verenigingen, kortom een feestelijk gebeuren.

 

Ditzelfde gold ook voor een neomist uit onze parochie als hij zijn studie had voltooid en tot priester was gewijd en in onze parochie zijn eerste H. Mis opdroeg. Dat zijn er in de loop van de jaren heel wat geweest, bij mijn weten 12 in getal. Ook meerdere meisjes uit onze parochie voelden zich geroepen tot het kloosterleven, naar ik mij kan herinneren waren dat er 23.

 

Op de foto: Links Marie de Wolf Midden Femia Groothuis

Rechts Maria Groothuis (zus van Femia)

 

Als men dat nu hoort kan men zich dat haast niet meer voorstellen en toch was het zo. En onze goeie Heeroom Lauteslager zal dat innerlijk veel voldoening hebben gegeven. Zoals ik al opmerkte was Femia Groothuis uit Haarle het tweede meisje. Ze was vriendelijk, opgeruimd en altijd werkzaam.

 

Toen zij aan de pastoor te kennen gaf dat zij in zich de roeping gewaar werd om in het klooster te treden, was Heeroom hiervan geschrokken en merkte hij op: "Maar Femia, je bent hier toch in het klooster", omdat zij gezamenlijk aan de pastorie tot een vaste regel van bidden hadden besloten.

Heel begrijpelijk is het dat de pastoor deze opmerking maakte, omdat de parochieherder en natuurlijk ook zijn eerste huishoudster, Marie de Wolf, aan den lijve ondervonden de voorbeeldige hulp van de altijd voor iedereen klaarstaande Femia Groothuis. Maar ja, het eenmaal genomen besluit was niet meer te keren. Femia bleef haar roeping getrouw en vertrok naar het klooster. Er zat niets anders op, er moest worden uitgezien naar een nieuw tweede meisje. En dat werd Suzanna ....(de achternaam ben ik vergeten). Laat het nou gebeuren, dat in de zomer van 1926 de huishoudster, Marie de Wolf, door een hartaanval werd getroffen en overleed. Men kan zich voorstellen dat dit alles voor Heeroom een slag was die zeer pijnlijk over kwam. Binnen zo korte tijd verloor hij twee vertrouwde huisgenoten.

 

Er moest een nieuwe huishoudster komen en het werd Siena Lummen uit het naburige Vasse, die al behoorlijk op jaren was. Vele jaren van haar leven had zij doorgebracht als huishoudster van pastoor Thijert aan de pastorie te Tubbergen en later haar pastoor gevolgd naar Oldenzaal bij diens benoeming als deken. Na diens overlijden voelde Siena zich nog vitaal genoeg en zo gebeurde het dat mejuffrouw Siena als nieuwe huishoudster naar de pastorie in Reutum kwam. Het is in het mensenleven aangenaam en prettig wanneer men als huisgenoten elkaar goed verstaat en de samenwerking prima verloopt. Maar het kan ook anders, zodat er zo nu en dan botsingen optreden. Dit laatste was ook het geval bij ons op de pastorie.

 

Meestal houdt men zoiets binnen de poort, maar ditmaal liep het anders. De twee dames op de pastorie waren het oneens met elkaar en raakten zo verhit, dat ze een handstoffer grepen en over en weer vielen er klappen. De jongste van het tweetal moest het onderspit delven en vluchtte naar buiten. Het was zomer en warm, zodat de grote deur van het oude St. Jozefgebouw aan de kant van de pastorietuin open stond. Daar vluchtte zij huilend en snikkend binnen in de klas van de bewaarschool van die tijd. Op de vraag van de bewaarschoolleidster, zuster Ewaldis: "Wat is er toch met jou, stel je niet zo aan", kwam het hoge woord er uit: "Oons Sien hef miej met 'n haandstoffer heuw'n". Het duurde een moment, toen kwam ook Siena door de open deur naar binnen. Op de vraag: "Woar is e blev'n", wezen de kinderen eensgezind naar het toneel en riepen: "Doar zit e wa".

Het was in de tijd van de Duitse bezetting en Nederland stond onder het regiem van Antoon Mussert en in onze contreien was het Seijs-Inquart die de lakens uitdeelde. Ik weet nog dat mijn schoonvader toen spottend opmerkte: "Heb iej 't niejs á heurt, Seijs-Inquart vordert alle haandstoffers op". Ja ja, zoiets kan gebeuren, maar de handstoffer is er niet minder om, die kan bij kleine karweitjes handig van dienst zijn.

 

Zoals ik reeds aangaf, was onze koster Jan steeds "ijverig in de weer". Het was in die tijd gebruikelijk dat wanneer er iemand uit de parochiegemeenschap overleden was de eerste middag daarna in het huis van de overledene 3 rozenhoedjes werden gebeden. Jan Vrerink, de koster, bad dan duidelijk voor. Hiervoor mocht hij dan een kleine vergoeding in ontvangst nemen, hoeveel precies is mij niet bekend.

 

Wel weet ik dat de koster bij het luiden van de klok voor het Angelus, dat 3 keer per dag gebeurde als beloning eerst 1 cent kreeg, dus in totaal 3 per dag. Later werd dat een stuiver per keer.

Onze koster was in het begin van zijn kosterschap de fietskunst nog niet machtig. Er werden een paar jongens gevraagd hem hierbij een handje te helpen. Op de plaats waar nu het huis van de fam. Deterink staat aan de Nieuwe Matenweg, was vroeger een driehoekig stukje land gelegen, met aan de straatkant een houtwal met daarlangs een watersloot. Welnu, de koster was ijverig bezig de kunst van het fietsen onder de knie te krijgen. Misschien kwam het door de hobbelige straatweg van die tijd, of het lag aan zijn begeleiders, in elk geval, dat eerste tochtje werd meteen ingewijd. De koster kwam met fiets en al in de sloot terecht. Bij hoogtijdagen was het gebruikelijk dat de koster witte handschoenen en witte manchetten droeg. Tijdens de kerkdiensten hanteerde Jan de koster " 'n schurbuul", een pluchen centenzakje dat aan een lange steel bevestigd was en over de hoofden van het kerkvolk doorgegeven werd.

 

Pastoor Lauteslager had vooral de laatste jaren van zijn verblijf in Reutum en Haarle heel veel tijd nodig voor het opdragen van de H. Mis en de koster moest hierbij altijd aanwezig zijn. Het was in die tijd dat de aardbeien rijp waren en dat Jan de koster er even tussenuit kneep en zich verplaatste naar de pastorietuin om te proeven of de aardbeien smaakten. Dat was huishoudster Siena niet ontgaan en opeens kwam er een uitroep naar de koster in minder fraaie woorden, die op zo'n manier voortijdig uit de tuin verdreven werd.

 

Pastoor Lauteslager werd over het algemeen beschouwd als een heilig pastoorke en ik zal de laatste zijn die beweert dat dit niet zo was. Hij was altijd ingetogen en vol ijver om het zo goed mogelijk te doen voor het zieleheil van zijn kudde.

 

De pastoor vond de boerenbruiloften hier in het Twentse land veel te groot en daarom werd er een beroep op allen gedaan die hiermee te maken hadden, niet verder met uitnodigen te gaan dan in de tweede graad. Dus dat waren de broers en zussen van het bruidspaar en volle neven en nichten.

 

Er was in die tijd niet zo heel veel te beleven en dus was zo nu en dan een bruiloft zeer welkom. Het verbrak de eentonigheid van de dag. Maar de parochieherder was vastberaden en kwam op de kansel om de ouders te wijzen op de grote verantwoordelijkheid in deze en hij drukte hen op het hart bij de uitnodiging vooral niet verder te gaan en er voor te zorgen dat aan deze uitwassen paal en perk werd gesteld.

 

Daarnaast was hij erg nauwgezet. Wanneer hij prentjes ontving met daarop afbeeldingen van heiligen, werden ze eerst aan een grondig onderzoek onderworpen of er ook teveel bloot te zien was. Ging hem bijv. een halsuitsnijding te ver, dan werd er netjes een boord bijaan getekend, zodat het kledingstuk tot bijna aan de oren kwam.

 

Wanneer hij over standsverschil sprak, en dat was nogal eens het geval, dan werd er gezegd dat het verschil tussen de boerin en de dienstbodes duidelijk te zien moest zijn. Maar daarnaast was hij soms toch ook wel te goed en te vrijgevig voor mensen die aan de deur kwamen bedelen en daar handig gebruik van maakten, zodat de huishoudster klaagde, dat ze bijna niet kon rondkomen met het huishoudgeld.

 

Zo ook wanneer een stel ging trouwen. Dan noemde hij het te betalen bedrag, maar was dit teveel, dan mocht ook minder worden betaald. Het te betalen bedrag was niet hoog, het was maar f. 13,--. Het is eens voorgekomen dat een a.s. bruidegom antwoordde: "Mijnheer pastoor, het is mij veel meer waard".

 

Onze parochieherder werd ouder en hij kreeg assistentie van de paters Carmelieten van Zenderen. Dit was altijd al het geval bij hoogtijdagen, maar bleek nu noodzakelijk voor iedere dag. Tijdelijk werd pater van den Berg hiervoor aangesteld.

 

Omdat er in die tijd niet zoveel te beleven was, werden er dansgroepen opgericht. De leiding was in handen van de heer Willy Lutkenhaus en met behulp van een accordeonist werden de danslustigen de danspassen aangeleerd. Danscursussen in de grotere plaatsen waren wel aan het opkomen, maar er werd over het algemeen nog niet zo aan deelgenomen, omdat het plaatselijk op zo'n manier goedkoper was, wat natuurlijk ook meetelde. Daar onze pastoor ook beslist geen voorstander was van dansen en bal, vond hij in pater van den Berg een ruggensteun, omdat ook hij niet zo erg loyaal van aard was wat het "jongvolk" betrof.

 

Er was door die dansgroepjes wat inleggeld bijeen gebracht om er te zijner tijd gezamenlijk een gezellige avond van te maken. Welnu, het was zover, de deelnemers kwamen tezamen in café Mensink en het feest kon beginnen. Máár men had buiten de waard gerekend, want opeens ging de deur open en stapten Heeroom en zijn assistent de pater naar binnen en met een geladen stem kregen de aanwezigen te horen: "Wij zijn der ook nog". Dat was natuurlijk een domper op de feestvreugde, dat hadden ze niet verwacht. Het gezelschap zat wat beteuterd te kijken. Ze hadden er niet aan gedacht van te voren het één en ander aan de pastorie te melden.

 

 

Dat zal niet met opzet gebeurd zijn, maar toch wel jammer, want het werd zodoende geen leuke bijeenkomst. Jaarlijks was er een rondgang door de kerk, de Sacramentsprocessie. Pastoor Lauteslager liep dan onder een baldakijn, dat door de kerk- en armenmeesters op de vier hoeken werd gedragen. De pastoor droeg dan het Allerheiligste met zich mee en liep plechtig en devoot door de kerk, voorafgegaan door een groep bruidjes.

 

Op de foto: Femia Groothuis bij intrede in het klooster.

(Zuster Glaphira) Foto begin jaren twintig.

 

In mijn bezit is nog het gulden kerkboekje, dat aan mijn man werd uitgereikt op 12-jarige leeftijd. Hierin staat geschreven: "Aan mijn trouwen misdienaar Gerhard Brunninkhuis, uit dank voor bewezen diensten". A. Lauteslager, Pastoor te Reutum, 4 dec. 1923.

 

De laatste jaren van het leven van pastoor Lauteslager waren lichamelijk en geestelijk zwaar. Vooral bij het lezen van de H. Mis en bij het biechthoren kon hij heel moeilijk uit zijn woorden komen. Het was net of er dan een prop in zijn keel schoot. Niet zo verwonderlijk op zo'n hoge leeftijd van bijna 80 jaar. In het vroege voorjaar, op 8 maart 1947, na een strenge winter, overleed pastoor Lauteslager en eindelijk vond hij zijn verdiende rust na een jarenlang voorbeeldig en ingetogen priesterleven.

 

M.J. Brunninkhuis - Poppink